- vlug
- {{vlug}}{{/term}}1 [algemeen] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 rapide; 〈bijwoord〉 vite⇒ rapidement2 [vrij snel] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 prompt; 〈bijwoord〉 sans délai3 [snel reagerend] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 éveillé; 〈bijwoord〉 avec vivacité♦voorbeelden:1 met een paar vlugge bewegingen • en quelques gestes rapidesvlugger gaan lopen • presser le pasvlug ter been zijn • être ingambeje moet er vlug bij zijn • il faut se dépêcher (pour …)iemand te vlug af zijn • prendre qn. de vitessevlug naar huis! • à la maison, et en vitesse!vlug wat! • au trot!2 zich vlug aankleden • s'habiller vitevlug met de pen zijn • avoir la plume agile
Deens-Russisch woordenboek. 2015.